Bruiloft

Het leuke aan al die bruiloften die ik de afgelopen 20 jaar meemaakte, is dat ze gedurende de tijd van karakter veranderden. Het begon zo rond mijn twintigste toen de eerste leeftijdsgenoten trouwden. Die deden dat volgens het Christelijke gebruik om direct vanuit huis te trouwen. Dat waren vaak low budget feesten, waar familieleden zelf achter de barbecue stonden en een tante de vissoep verzorgde. Er werden gedichten voorgedragen en er werd gebeden en gezongen. Nog voor middennacht was het al voorbij.

Vervolgens kwam een golf bruiloften waarvan ik de doldwaze vrijgezellenfeesten nog beter herinner dan de bruiloften zelf. Dat was in de tijd dat we allemaal werkten en zo’n vrijgezellenfeest een welkome tijdelijke terugkeer was naar de zorgeloosheid van de studententijd. Ik kan me dat ene vrijgezellenfeest nog herinneren op  een vissersboot. Eén van de gasten stopte er -opgejut door de rest-  een handvol wormen in zijn mond. Vervolgens verklaarde hij plechtig dat we over 10 jaar niks meer van de dag zouden herinneren, behalve dat hij die hap met wormen had genomen. Waarvan akte.

Gaandeweg ontstond een overtreffende trap. Bruiloften werden steeds grootser en we dienden er steeds verder voor te reizen. Van Zuid-Limburg naar België, tot uiteindelijk bruiloftsweekends helemaal in Toscane, waar we met z’n allen het vliegtuig voor dienden te pakken.  Dat waren evenwel onvergetelijke ervaringen.

Mijn vriendin en ik hebben al die bruiloften met veel plezier meegevierd. Maar zelf zijn we nog steeds niet getrouwd. Dat komt alleen omdat mijn vriendin het niet leuk vind om zo nadrukkelijk in de aandacht te staan. (Dat wil trouwens niet zeggen dat wij ons niet getrouwd voelen.) Wie weet kan ik haar ooit nog eens overtuigen en organiseren we alsnog een feestje zoals op dit ‘Bruiloft te Kana’ van Véronèse. Als er op onze bruiloft iemand is die water in wijn kan veranderen, gaat niemand dat ooit vergeten.


Kunstwerk: Paolo Caliari, dit ‘Véronèse, Les Noces de Cana, 1562-1563

Gezien in musée du Louvre, Parijs, mei 2000


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Sociale mobiliteit

Dit is met stip de meest vervallen kerststal uit de geschiedenis van de schilderkunst. De muren staan amper overeind, het dak zit vol gaten en de takken waarmee het afdakje is geconstrueerd zijn krom en lijken in allerijl bij elkaar gezocht. Eén zuchtje wind en het stort in.

Het rommelige beeld wordt nog versterkt door de rare snuiters die zich rond Maria en Jezus en de koningen ophouden. Er hangt een bewonderaar in het stro van het dak, vlak boven het kindje. Hij valt er nog net niet bovenop moeder en kind. Het is een wonder dat de stal überhaupt overeind blijft. Achter de stal zijn nog wat schooiers te zien. Het zijn vast de herders uit het veld. En tot overmaat van ramp komt er ook nog een half naakte man uit de stal gestapt. Zou dat Jozef zijn?

Het contrast met de drie koningen, Maria, Jezus en de toeschouwers op de panelen aan weerszijden is groot. Zij zijn gezond, goed gekapt en gekleed en ze kennen de etiquette. Ze staan netjes overeind of knielen voor het kind. En ze dragen dure cadeaus: wierook, mirre en goud. Bosch drukt ermee uit  dat met de geboorte van Christus twee werelden zich ontmoeten. Het Goddelijke, koninklijke versus het menselijke, armoedige. Jezus als zoon van God is mens geworden. En hij werd niet geboren in een paleis, maar in een stal. Tussen de schooiers. Tegenwoordig zouden we zoiets trouwens sociale mobiliteit noemen.

Kunstwerk: Hieronymus van Aeken Bosch / Jeroen Bosch, de aanbidding van de wijzen

Gezien in Museo del Prado, Madrid, december 2004


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.