Sociale mobiliteit

Dit is met stip de meest vervallen kerststal uit de geschiedenis van de schilderkunst. De muren staan amper overeind, het dak zit vol gaten en de takken waarmee het afdakje is geconstrueerd zijn krom en lijken in allerijl bij elkaar gezocht. Eén zuchtje wind en het stort in.

Het rommelige beeld wordt nog versterkt door de rare snuiters die zich rond Maria en Jezus en de koningen ophouden. Er hangt een bewonderaar in het stro van het dak, vlak boven het kindje. Hij valt er nog net niet bovenop moeder en kind. Het is een wonder dat de stal überhaupt overeind blijft. Achter de stal zijn nog wat schooiers te zien. Het zijn vast de herders uit het veld. En tot overmaat van ramp komt er ook nog een half naakte man uit de stal gestapt. Zou dat Jozef zijn?

Het contrast met de drie koningen, Maria, Jezus en de toeschouwers op de panelen aan weerszijden is groot. Zij zijn gezond, goed gekapt en gekleed en ze kennen de etiquette. Ze staan netjes overeind of knielen voor het kind. En ze dragen dure cadeaus: wierook, mirre en goud. Bosch drukt ermee uit  dat met de geboorte van Christus twee werelden zich ontmoeten. Het Goddelijke, koninklijke versus het menselijke, armoedige. Jezus als zoon van God is mens geworden. En hij werd niet geboren in een paleis, maar in een stal. Tussen de schooiers. Tegenwoordig zouden we zoiets trouwens sociale mobiliteit noemen.

Kunstwerk: Hieronymus van Aeken Bosch / Jeroen Bosch, de aanbidding van de wijzen

Gezien in Museo del Prado, Madrid, december 2004


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Angst

Ik heb in mijn kindertijd veel nachten naast mijn ouders in bed doorgebracht omdat ik bang was van beelden zoals deze. Dan had ik bijvoorbeeld een enge film gezien op een kinderfeestje en lag ik er ’s avonds eindeloos aan te denken. Het was als een film die je maar blijft afspelen in je hoofd, en waar je telkens weer een nieuw gruwelijk detail aan toevoegt. Misschien had ik iets te veel fantasie.

Ik had specifiek angst dat monsters, geesten of andere slechteriken mij zouden aanvallen of overnemen. Dat geesten in je lichaam komen, of dat je wordt opgegeten zoals deze Saturnus doet. Ik vond ook het Bijbelse verhaal van Abraham en Isaac heel eng. Dat je vader in staat is om jou op last van God op het hakblok te leggen, vond ik een onthutsende gedachte.

Het verbaasde me dat andere kinderen veel minder last van angsten leken te hebben dan ik. Op school werd altijd opgeschept over welke enge films men nu weer had gezien, terwijl ik het tot mijn tienertijd uit zelfbescherming hield bij Disney en Dik Trom. Eigenlijk hou ik nog steeds niet van enge films.

Ik dacht dat het een zwakte van mij is dat ik zo snel angstig werd van film en beeld. Dat ik het kan (en moet) overwinnen, door gewoon vaker naar enge dingen te kijken. Maar daar denk ik inmiddels heel anders over. Ik denk dat er daadwerkelijk een relatie zit tussen angst en fantasie. Van dat laatste heb ik gewoon heel veel en dat heeft me zowel persoonlijk als professioneel veel gebracht. Ik ben goed in het maken van associaties, in zien van dingen die er nog niet zijn, in het scheppen van iets nieuws.

Daarnaast koester ik de naïviteit die je als kind hebt, maar die gaandeweg je leven steeds meer verdwijnt. Dat enge dingen nog echt eng voelen. Wat heb je eraan dat je niet meer in de war bent van het beeld dat iemand wordt afgeslacht?

Dit alles is voor mij extra relevant omdat mijn zoontje precies de angsten voor enge plaatjes en films heeft als ik had. Op zijn beurt ligt hij ’s nachts vaak naast ons in bed. Ik vertel hem dan dat ik helemaal begrijp wat hij voelt. En dat het er mag zijn.

Kustwerk: Francisco de Goya, Saturn devouring on of his sons.

Gezien in Museo Nacional del Prado, december 2004


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.