Ik was pas vijftien toen ik voor het eerst een écht kunstmuseum bezocht. Dat komt deels omdat ik opgroeide in Zeeuws Vlaanderen, dat vroeger qua reistijd zó ver was, dat reizen naar steden als Rotterdam of Amsterdam voor ons voelde als vakantie. Het is geen verrassing dat mijn eerste kunstmuseumbezoek in het buitenland was: het Dalímuseum aan de Costa Brava, waar ik met mijn ouders op een camping verbleef.
Dit museum is meteen één van de leukste die ik ooit bezocht. Het gebouw is prachtig (met een rode gevel bekleed met goudgele broodjes en met levensgrote, staande eieren op het dak) en Dalí’s kunst was zó doorspekt met fantasie en gekkigheid, dat het moeilijk is om zijn werk niet leuk te vinden.
Eenmaal terug thuis kocht ik uit enthousiasme mijn eerste kunstboek, een Taschen over Dalí. Die ik vervolgens van kaft tot kaft verslond. Na Dalí ben ik me ook voor andere kunstenaars gaan interesseren. Ik kocht ook boeken over Escher, Van Gogh, Picasso en De Stijl. En er volgden ook nog heel veel museumbezoeken. Maar het begon dus met mijn ouders in Figueras bij Dalí.
Kunstwerk: Central detail of the ceiling of ‘Salon Noble’ 1972-1973
Gezien in Teatro Museo Dalí, Figueras, juli 1997
Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.