Dalí

Ik was pas vijftien toen ik voor het eerst een écht kunstmuseum bezocht. Dat komt deels omdat ik opgroeide in Zeeuws Vlaanderen, dat vroeger qua reistijd zó ver was, dat reizen naar steden als Rotterdam of Amsterdam voor ons voelde als vakantie. Het is geen verrassing dat mijn eerste kunstmuseumbezoek in het buitenland was: het Dalímuseum aan de Costa Brava, waar ik met mijn ouders op een camping verbleef.

Dit museum is meteen één van de leukste die ik ooit bezocht. Het gebouw is prachtig (met een rode gevel bekleed met goudgele broodjes en met levensgrote, staande eieren op het dak) en Dalí’s kunst was zó doorspekt met fantasie en gekkigheid, dat het moeilijk is om zijn werk niet leuk te vinden.

Eenmaal terug thuis kocht ik uit enthousiasme mijn eerste kunstboek, een Taschen over Dalí. Die ik vervolgens van kaft tot kaft verslond. Na Dalí ben ik me ook voor andere kunstenaars gaan interesseren. Ik kocht ook boeken over Escher, Van Gogh, Picasso en De Stijl. En er volgden ook nog heel veel museumbezoeken. Maar het begon dus met mijn ouders in Figueras bij Dalí.


Kunstwerk: Central detail of the ceiling of ‘Salon Noble’ 1972-1973

Gezien in Teatro Museo Dalí, Figueras, juli 1997


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Idylle

Het dichtste dat ik bij Paul Gauguins Tahitiaanse idylle kwam, was tijdens een vakantie op het Kaapverdische eiland Santo Antao. Alleen de reis was al exotisch. Met het vliegtuig landden we op het piepkleine vliegveld van buureiland Sao Vincente en maakten vervolgens een overtocht per veerboot naar Santo Antao. We werden opgewacht door een horde taxichaffeurs die ons met hun pickup trucks naar ons hostel wilden brengen. Dat hostel was in een klein dorp aan zee. We keken uit over een klein riviertje en terwijl we insliepen hoorden we het geruis van de branding. Het was er behoorlijk idyllisch.

Tijdens wandelingen over het eiland zagen we tafereeltjes als deze. Het was er groen, zonovergoten en warm. We zagen felle kleuren, exotische bloemen, magere zwerfhonden en jonge vrouwen in de schaduw van bomen. Velen bleken al wat tanden te missen. We zagen ook veel armoede.

We zijn ook een paar keer lelijk tegen de grenzen van een fijne vakantie aangelopen. Zo maakten we een dag een wandeling naar de top van een vulkaankrater. Mijn vriendin was tegen het einde zo moe dat ik haar moest helpen lopen. Ondertussen kreeg enorme blaren op mijn hielen van mijn nieuwe speciaal aangeschafte wandelschoenen. Maar die krater, met de ruïne van een verlaten dorp, was adembenemend.

Maar het meest benarde moment was toen we een lift hadden gekregen van een jongen, die ons tegen betaling van een dorpje aan de andere kant van het eiland naar ons hostel bracht. Voor we het dorpje verlieten maakte hij met ons op de achterbank nog een extra ronde door de winkelstraat, waar het leek alsof hij het door ons betaalde geld meteen uitgaf.

Vervolgens racete hij met meer dan 100 op de teller in het halfduister over de kasseien. Hij toeterde voor elke smalle tunnel  en scherpe bocht, we zagen hertjes en allerlei andere dieren wegspringen voor zijn schijnwerpers. In dorpjes stoven we tussen spelende kinderen door. Het leek hem weinig te deren. Wat was ik blij toen ik nog trillend op mijn benen inmiddels in het pikdonker naast die auto stond.


Kunstwerk: Paul Gauguin, Arearea (Joyeusetés), 1892

Gezien in Parijs, Musée d’Orsay, juli 2014


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Sainte Marie de la Mer

Ik had gemakkelijk met mijn ouders op deze plek kunnen staan. Het zou dan langs de weg zijn, aan een verdroogd lavendelveld met op de achtergrond het pittoreske dorpje Sainte-Marie-de-la-Mer. We waren dan onderweg van het strand naar onze camping. Het was een smoorhete middag halverwege juli. Onderweg stonden we even stil langs de weg voor dit uitzicht, dat Provencaalser is dan de Provence zelf. We maakten even een foto. We roken dan de geur van lavendel en we hoorden het getjilp van sprinkhanen en heel in de verte het geruis van de Middellandse zee. Die burcht-achtige kerk in het midden is het bezoeken waard: uit de twaalfde eeuw en een belangrijke plek van Mariaverering. We zouden er vast op een andere dag heen zijn gegaan, met ook een bezoek aan de markt vol lavendelzeepjes.

Ik ben nooit op deze plek geweest, maar toen ik dit schilderij van Van Gogh in het Kröller Müller zag, moest ik meteen aan die heerlijke vakanties met mijn ouders in Zuid-Frankrijk denken. En aan de talloze soortgelijke dorpjes, velden en kerkjes uit de Provence, Loire of Vendée waar ik wél foto’s van heb. Terwijl ik dit typ trekt de eerste najaarsstorm over Nederland. Het is koud en nat. Was ik maar in dit schilderij.

————————–

Kunstwerk: Vincent van Gogh, Gezicht op Saintes-Marie-de-la-Mer, 1888

Gezien in museum Kröller-Müller, Hoge Veluwe, september 2020


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.