Eenzaamheid

Het jaar dat ik op de kunstacademie studeerde, was ik vaak alleen. Ik had geen aansluiting bij het Haagse studentenleven, ik deed weinig met mijn klasgenoten en ook binnen mijn studentenhuis had ik weinig vrienden (in tegendeel: ik werd er ronduit gepest). Ik had dus veel tijd met mezelf door te brengen: ik schreef veel in mijn dagboek en maakte reisjes alleen.

Eén van die reisjes was naar het Stedelijk in Amsterdam. Daar zag ik op een bankje voor deze Picasso een meisje, met precies zo’n opschrijfboekje als ik gebruikte als dagboek. Ze schreef erin, terwijl ze af en toe opkeek naar het schilderij. Ik ging naast haar zitten en vroeg wat ze deed. Ze bleek studente kunstgeschiedenis en voerde een analyse uit. ‘Dit is zó’n bijzonder schilderij, moet je kijken hoe alle lagen over elkaar bewegen’.

Ik keek op en het was alsof ik door haar ogen opeens een heel ander schilderij zag. Inderdaad, dit was niet alleen een mooi compositie van vormen en kleuren, maar je herkende ook duidelijk verschillende aanzichten en onderdelen van een gitaar, met centraal een wit plectrum om de snaren te bespelen. Het was tot een mooie compositie gesmeed waarbij vorm en ruimte leken bevrijd, om op een betere manier de essentie vast te leggen van dat gitaar.

Ik had natuurlijk moeten zeggen dat ik herkende wat ze zo mooi vond, dat ik aan de kunstacademie studeerde en precies met deze thema’s bezig was. Maar dat deed ik allemaal niet. Ze was duidelijk verzonken in haar analyse en hield het bij die ene enthousiaste vingerwijzing. Na een tijdje met haar te hebben meegestaard groette ik haar en vervolgde mijn tocht opnieuw alleen door het museum. Sindsdien kijk ik toch anders naar de kubistische schilderijen van Picasso. Ik zie de lagen bewegen. Maar ik voel ook de eenzaamheid en mijn toenmalige onvermogen om daar uit te breken.


Kunstwerk: Pablo Picasso, stilleven met gitaar, 1924

Gezien in het Stedelijk Museum Amsterdam, september 2000


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Standjes

We wandelden met een groepje piepjonge eerstejaarsstudenten van de Haagse kunstacademie door het Stedelijk Museum en we zagen dit knipperende kunstwerk van Bruce Nauman, getiteld ‘seven figures’. De neonfiguren lichtten ritmisch, om beurten aan. Beweging suggererend. We lachten als pubers, maar ook een beetje beschaamd.

Het groepje studenten waar ik veel tijd mee doorbracht, was eigenlijk veel te braaf voor een kunstacademie. De Koninklijke Academie in Den Haag, waar ik studeerde, stond bekend als een klassieke academie, met veel aandacht voor het ambacht van schilderen en tekenen. Het trok de wat bravere student aan. Helemaal niemand heeft dat jaar iets gemaakt dat ook maar raakte aan seks of pornografie. Maar we vonden zo’n kunstwerk toch wel erg interessant. Ik kocht er dus een kaartje van.


Kunstwerk: Bruce Nauman, seven figures, 1941

Gezien in het Stedelijk Museum Amsterdam, september 2000


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Zeven vingers

Dit ‘Zelfportret met zeven vingers’ intrigeerde me onmiddellijk nadat ik het in september 2000, tijdens mijn jaar aan de kunstacademie voor het eerst in het Stedelijk zag hangen. Chagall speelt het klaar om op één schilderij zijn uitzicht op Parijs (met Eiffeltoren), de gedachte aan zijn geboortedorp in Oost Europa, een nieuw schilderij én zijn eigen beeltenis in één enkel kunstwerk te vangen.

Hij heeft op dit schilderij dus zeven vingers, die hij als een waaier over het schilderij lijkt te strijken. Zeven was voor Chagall een getal met symbolische betekenis: hij is is op de zevende dag van de zevende maand geboren. En zeven is het getal van volmaaktheid.

Toen ik studeerde aan de kunstacademie, was Chagall één van mijn voorbeelden. Niet qua stijl, want die vind ik veel te chaotisch, maar meer als persoon. Ik kom ook uit een religieus nest (zij het Christelijk in plaats van Joods) en ik verhuisde ook van mijn dorp in Zeeland naar de grote stad, om me helemaal te geven aan de kunsten. Ook ik heb erg veel heimwee gehad. Niet zozeer naar het dorp waar ik vandaan kwam, maar meer naar de staat van zijn in mijn thuisdorp, toen ik nog relatief veilig scholier was. Want daar zat ik dan opeens op mijn kamertje in de hoerenwijk van een grote stad. Ik schilderde avond aan avond. Soms wel twee schilderijen per dag. Het waren ook allemaal droombeelden.

Ik ben uiteindelijk geen kunstenaar geworden. En als ik er zo op terugkijk vind ik de gelijkenis tussen Chagall en mij echt helemaal mank gaan. Het moet zo veel heftiger zijn geweest om in het Parijs van 1912 te leven als Russische migrant. Of om Joods te zijn in Oost Europa en de onvrede en uitsluiting voelen opkomen in het het Oost Europa van rond de eeuwwisseling. En dan dat talent te hebben, terwijl de Chassidische traditie waar je bij hoort alle vormen van moderniteit en  specifiek het maken van beelden afwijst. Je moet die zeven vingers durven te schilderen, weten dat je goed bezig bent, dat perfectie bij je hoort, om te overleven.. Ik had gewoon niet die zeven vingers.


Kunstwerk: Marc Chagall, Zelfportret met zeven vingers, 1912/13

Gezien in het Stedelijk Museum Amsterdam, september 2000


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Reality tv

Er waren twee weken in mijn leven dat er ook permanent een camera op me gericht was. Het was vlak voor mijn afstuderen, ik deed mee met een reality televisieprogramma over interieurontwerp dat werd uitgezonden op een commerciële zender.

Het was een rare ervaring. Niet alleen was er bij alles dat we deden een cameraploeg aanwezig en dienden we veel handelingen meerdere keren te doen, om de beste take te krijgen, maar we werden ook voortdurend geïnterviewd en aangezet om vervelende dingen over andere deelnemers aan het programma te zeggen.

Het vreemdste was de voortdurende aanwezigheid van een jongen met kleine camera, die heel amicaal was, maar die ons te pas en te onpas filmde. Vooral wanneer we wat gedronken hadden en er geroddeld werd, of wanneer er ruzie was.

Ook bijzonder was dat het programma -en dus ons leven- volledig gesponsord was. We dronken een week heerlijke koffie, omdat we werden gesponsord door een luxe koffiemerk. We reisden naar Italië voor een ontmoeting een uitvinder, omdat we gesponsord werden door zijn meubelfabriek. We sliepen in een pas opgeleverd penthouse in één van de duurste torens van Rotterdam, omdat de projectontwikkelaar zijn appartementen wilde verkopen.

Na twee weken dubieuze interieuropdrachten en permanente camera surveillance werd ik helemaal gek van de achterdocht en bekokstoofde ik met een medekandidaat een plannetje om het programma op een nette manier te verlaten. Maar gelukkig stemde de jury mij al naar huis. Misschien waren ze op de hoogte.

Ik herinner me nog hoe heftig ik het vond om toen de serie werd uitgezonden naar mezelf te kijken. Ik vond dat er een karikatuur van alle deelnemers werd gepresenteerd. Ik was bang voor alle reacties. Ik heb me vervolgens maar met overgave op mijn afstudeerproject gestort.


Kunstwerk: Nam June Paik, TV Buddha, 1974

Gezien in het Stedelijk Museum Amsterdam, september 2000


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.