Wandelingetje

Eén van mijn meest dierbare vakantieherinneringen is de dag dat ik met mijn ouders het Musée d’Orsay bezocht. Ik was vijftien of zestien, we logeerden op een camping vlakbij Parijs. We bezochten het museum omdat ik in het voorafgaande jaar een groot kunstfan was geworden en de catalogus van het museum ongeveer uit mijn hoofd kende. Ik herinner me nog hoe mooi ik het gebouw vond (een voormalig treinstation dat op een inventieve manier is herbestemd tot museum) en hoe overweldigend de collectie. Zaal na zaal passeerden we de mooiste schilderijen. Van de oude symbolisten, via Manet en Millet, naar de impressionisten en eindigend bij Van Gogh, Cézanne en Gauguin. Het was een sublieme ervaring.

Dit impressionistische schilderij van Monet hing er ook en mijn ouders vonden het zó mooi dat ze later een reproductie kochten en die jarenlang boven hun bank hingen. Ik vind het nog steeds een mooi schilderij. Onder een hemel vol schapenwolken maken dames met kind een wandeling door het veld. Het is de alledaagsheid en verder betekenisloze van dit tafereel dat het zo bijzonder maakt. Ja, er mogen schilderijen zijn met allerlei bijzondere allegorieën en van allerlei historisch belangrijke gebeurtenissen, zoals die er ook genoeg waren in het Musée d’Orsay. Maar er mag ook een schilderij zijn van iets banaals als een wandelingetje door het veld. Met dit soort schilderijen werd de schilderkunst definitief van iedereen.


Kunstwerk: Claude Monet, Cocuelicots, 1873

Gezien in Musée d’Orsay, Parijs, mei 2000


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Stamgasten

Eén van de leukste bijbanen in mijn jeugd was die van ober in een café-restaurant met uitzicht over de Westerschelde. Ik werkte in het café-gedeelte en bediende de daggasten. Afhankelijk van de dag en het tijdstip waren dat mensen uit de stad, of Belgen die van het uitzicht over het water kwamen genieten. Vooral die Belgen gaven flinke fooien.

Onder de gasten waren ook zonderlinge types die dagelijks aan onze bar zaten. Ze hesen zich op vaste tijden op hun kruk en kregen zonder een woord te wisselen een biertje en borrel voorgezet. En dat een paar keer achter elkaar. Net als deze dame op het schilderij van Degas staarden ze wat voor ze uit. Ik vond dat indertijd een grappig fenomeen, van die stille drinkers die al vroeg op de middag aan de bier en borrels zaten. In de keuken, buiten het zicht, maakten we er grapjes over.

Pas later, toen ik ontdekte dat een kennis een stevige alcoholverslaving had, ben ik anders naar die drinkebroeders gaan kijken. Bij die kennis was het ook begonnen met zomaar wat biertjes. Maar toen hij in zijn leven stress meemaakte, ging hij drinken om te vergeten. En toen hij dat eenmaal deed, kon hij niet meer zonder. De verslaving vrat zich zo ver in dat niet de oorspronkelijke stress, maar de verslaving zelf zijn grootste probleem werd. De grens tussen gewoon een paar dagelijkse kopstoten en een ontsporende verslaving is mij te dun.


Kunstwerk: Edgar Degas, Au café, dit l’Absinthe, 1873

Gezien in Musée d’Orsay, Parijs, mei 2000


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Gevel

Ik ben wel eens met de auto naar de kathedraal van Rouen gereden om die voorgevel die Monet zo vaak schilderde in het echt te zien.

Het was een deceptie: de kerk was zwaar verwaarloosd. De gevel was zwart van de aanslag van het verkeer, er groeiden struiken en kleine bomen tussen de gevelstenen en de kerk was afgesloten met zware metalen deuren.

In Monet’s tijd was het beter, getuige de reeks schilderijen die hij van de Gotische voorgevel op verschillende momenten van de dag maakte.

Ik hoorde dat er inmiddels een restauratie heeft plaatsgevonden. Misschien moet ik er nog eens langs.


Kunstwerk: Claude Monet, La cathédrale de Rouen, le portail et la tour Saint-Romain, plein soleil. Hermonie bleue et or, 1894

Gezien in Musée d’Orsay, Parijs, mei 2001


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Close up

Het bijwonen van de jaarlijkse Matheüs Passion is een ware familietraditie. Op mijn vijftiende nam mijn moeder me voor het eerst mee naar een uitvoering in het Zeeuws Vlaamse Aardenburg en ik was meteen verkocht.

We hadden immer een plaatsje achterin de kerk, op een smalle tribune, waar ik mijn lange benen urenlang in de nauwe ruimte tussen de stoelen vouwde. Hoewel het podium ver weg was en de mimiek van de solisten nauwelijks zichtbaar, kwam de muziek als een vloedgolf over ons heen. Ik herinner me ook dat er altijd wel een moment was dat de zon binnenviel door de oude Gotische kerkramen. Dat was altijd magisch.

Inmiddels komt mijn familie jaarlijks naar de Doelen. Misschien mede omdat we vroeger altijd achterin zaten, reserveren we nu altijd belachelijk ver vooraan. Zo hadden we vorig jaar een Mattheus lang precies het uitzicht van dit schilderij van Degas, pontificaal voor de hoboïsten van het linker orkest. Sindsdien luisteren we opeens heel anders naar de hobo partij. Ook herkennen we de musici inmiddels: de lange contrabassist die altijd de eerste noot van het openingskoor inzet, voelt als een vertrouwde vriend.


Kunstwerk: Edgar Degas, l’orchestre de l’Opéra, 1870

Gezien in Gemeentemuseum (nu ‘Kunstmuseum’) Den Haag, april 2002


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Huilbaby’s

Zo kalm als op dit schilderij van Berthe Morisot is, was het bij ons nooit. Integendeel, onze baby’s huilden zich wekenlang helemaal schor, vooral wanneer ze in de wieg lagen.

Bij de eerste waren we helemaal in paniek. De zwangerschap en bevalling waren goed gegaan, de baby dronk aan de borst, maar begon steeds meer te huilen. Dag en nacht hield hij ons wakker. Gek werden we van de spanning. We bezochten osteopaten, probeerden speciale hypoallergene melk, we experimenteerden met slaapritmes, dwangbuis-achtige slaapzakken en met speciale houdingen.

Het dieptepunt was een bezoek aan een cranio-sacraal therapeute, een alternatieve genezeres die de baby allerlei energieblokkades toedichtte en met een speciale behandeling de geboorte nogmaals nabootste. Daarbij duwde ze op allerlei plekken, zodat organen op de juiste plek terecht zouden komen. Maar ook na zijn wedergeboorte huilde onze baby als vanouds.

Toen we er op een avond echt helemaal doorheen zaten, bezochten we de huisartsenpost in het Sint Franciscus. De dokter van dienst vertelde dat de baby gezond was en dat huilen erbij hoort. ‘Wat kan ik nog meer voor je doen?’ sloot hij af. Vijf minuten later stonden we weer buiten.

Ook de tweede en derde bleken huilbaby’s. Bij de tweede hadden we niet de tijd om ons druk te maken om het gehuil, want we zaten midden in een verhuizing. Maar daar had de baby geen boodschap aan. Ze huilde haar eerste twaalf weken vol. Tijdens de nachtelijke rondwandeling leerden we de nieuwe buurt goed kennen.

Bij de derde -ten slotte- hebben we ons maar overgegeven aan de situatie. We kochten een draagzak, verdeelden de dag in blokken en hebben hem om beurten rondgedragen. Alleen rechtop, tegen je aangeklemd, werd hij rustig en sliep hij in. In de mooie wieg die we voor hem gekocht hadden, heeft hij nooit gelegen.


Kunstwerk: Berthe Morisot, Le berceau, 1872

Gezien in het Musée d’Orsay, Parijs, mei 2000


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Intimiteit

Toen ik op de kunstacademie zat, heb ik voor het vak portrettekenen veel naakten getekend. Onze modellen waren meestal kleine, afgetrainde studentes van de dansacademie, een enkele keer was er een dikke man of vrouw. Ik vond het altijd wat ongemakkelijk wanneer zo’n meisje zich aan het begin van de les midden in de ruimte begon uit te kleden. Het moment, terwijl ze haar onderbroek uittrok, voelde als intimiteit die er natuurlijk helemaal niet was. Maar tijdens de les, terwijl ze poedelnaakt in allerlei houdingen stond, was er alleen het lichaam om te bestuderen. Daar was niet intiems aan.

Dat intieme, alledaagse bloot weet Degas heel goed te vangen in zijn serie pastels op papier. Dit ‘le tub’ toont een meisje op haar rug. Ze is zich aan het wassen en we kijken als een voyeur over de rand van de tafel mee. Als je met iemand samenwoont heb je vaak dit soort beelden voor je, bijvoorbeeld als je vriendin uit de douche stapt en een bh omsjort. Het is een intimiteit die eigenlijk behouden moet blijven aan mensen die om elkaar geven. Maar Degas licht toch een tip van de sluier op.


Kunstwerk: Edgar Degas, Le tub, 1886

Gezien in Musée d’Orsay, Parijs, juni 2000


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.