Het bijwonen van de jaarlijkse Matheüs Passion is een ware familietraditie. Op mijn vijftiende nam mijn moeder me voor het eerst mee naar een uitvoering in het Zeeuws Vlaamse Aardenburg en ik was meteen verkocht.
We hadden immer een plaatsje achterin de kerk, op een smalle tribune, waar ik mijn lange benen urenlang in de nauwe ruimte tussen de stoelen vouwde. Hoewel het podium ver weg was en de mimiek van de solisten nauwelijks zichtbaar, kwam de muziek als een vloedgolf over ons heen. Ik herinner me ook dat er altijd wel een moment was dat de zon binnenviel door de oude Gotische kerkramen. Dat was altijd magisch.
Inmiddels komt mijn familie jaarlijks naar de Doelen. Misschien mede omdat we vroeger altijd achterin zaten, reserveren we nu altijd belachelijk ver vooraan. Zo hadden we vorig jaar een Mattheus lang precies het uitzicht van dit schilderij van Degas, pontificaal voor de hoboïsten van het linker orkest. Sindsdien luisteren we opeens heel anders naar de hobo partij. Ook herkennen we de musici inmiddels: de lange contrabassist die altijd de eerste noot van het openingskoor inzet, voelt als een vertrouwde vriend.
Kunstwerk: Edgar Degas, l’orchestre de l’Opéra, 1870
Gezien in Gemeentemuseum (nu ‘Kunstmuseum’) Den Haag, april 2002
Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.