Pikant

Toen ik studeerde aan de Kunstacademie nodigde mijn tante me uit voor een tentoonstelling van een bevriende kunstschilder. De man zou ons samen met zijn vrouw in zijn overzichtsexpositie ontvangen en rondleiden. Onderweg waarschuwde mijn tante dat ik wel wat pikante dingen te zien zou krijgen. Ik maakte me niet echt zorgen, want ik had ruim een jaar zo goed als alles bezocht wat er in de Randstad aan kunst te zien was. Ik kon wel wat hebben, dacht ik.

Bij de entree werden we hartelijk ontvangen. De schilder was klein en timide. Zijn vrouw, ernaast was steviger, ze droeg een zwart mantelpak en parelketting. Zij voerde het gesprek. Na wat small talk stelde ze voor dat we een rondje zouden lopen over de expositie.

We betraden de eerste zaal met schilderijen. Ik zag voornamelijk figuratief werk dat helemaal niet pikant oogde. Kinderen voor een etalage, een vrouw met zonnebril bij een vuilniszak. Een dubbelportret van de schilder met Duchamps. Het viel me op dat de vrouw van de kunstenaar tijdens de rondgang wat bits en ongeduldig was. Ze viel hem geregeld in de rede, spoorde hem aan om op te schieten. Zou hij ooit een portret van haar hebben gemaakt, vroeg ik me af. Ze zou er vast het geduld niet voor hebben.

Maar toen kwamen we in de zaal, waar ik meerdere schilderijen zag van een naakte, volle vrouw, hangend in tuigjes, vastgesnoerd in corset met stevige gespen, met alles tussen haar benen vol in beeld. Vergeleken hiermee was  L’ Origin du Monde kinderspel.

Maar de werkelijke sensatie waren niet de taferelen op de schilderijen. Nee, de sensatie was dat het precies de vrouw van de kunstenaar was die daar in de tuien hing. En juist bij deze schilderijen vertelde het koppel uitgebreid over de lichtinval, de verfbehandeling, hoe moeilijk het is om die gesp te laten glimmen. Ze sloten af met de mededeling dat de werken al waren verkocht. Wat ze jammer vonden, want ze waren hen dierbaar.

Na wat doorvragen kwam het ten slotte ter sprake: ja zij was het en ze vond dat het de gewoonste zaak van de wereld was dat ze op deze manier onderwerp was van haar partners schilderijen. ‘Alles en iedereen is gericht op jonge vrouwen met maatje 34, terwijl het gros van de mensheid seks heeft met oudere vrouwen met een grotere maat. Wat is er mis met een lichaam van 50?’ En daar had ze helemaal gelijk in.


Kunstwerk: Bertus Weeda, [titel onbekend]

Gezien in het Belasting & Douane Museum, Rotterdam, maart 2009


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Eenzaamheid

Het jaar dat ik op de kunstacademie studeerde, was ik vaak alleen. Ik had geen aansluiting bij het Haagse studentenleven, ik deed weinig met mijn klasgenoten en ook binnen mijn studentenhuis had ik weinig vrienden (in tegendeel: ik werd er ronduit gepest). Ik had dus veel tijd met mezelf door te brengen: ik schreef veel in mijn dagboek en maakte reisjes alleen.

Eén van die reisjes was naar het Stedelijk in Amsterdam. Daar zag ik op een bankje voor deze Picasso een meisje, met precies zo’n opschrijfboekje als ik gebruikte als dagboek. Ze schreef erin, terwijl ze af en toe opkeek naar het schilderij. Ik ging naast haar zitten en vroeg wat ze deed. Ze bleek studente kunstgeschiedenis en voerde een analyse uit. ‘Dit is zó’n bijzonder schilderij, moet je kijken hoe alle lagen over elkaar bewegen’.

Ik keek op en het was alsof ik door haar ogen opeens een heel ander schilderij zag. Inderdaad, dit was niet alleen een mooi compositie van vormen en kleuren, maar je herkende ook duidelijk verschillende aanzichten en onderdelen van een gitaar, met centraal een wit plectrum om de snaren te bespelen. Het was tot een mooie compositie gesmeed waarbij vorm en ruimte leken bevrijd, om op een betere manier de essentie vast te leggen van dat gitaar.

Ik had natuurlijk moeten zeggen dat ik herkende wat ze zo mooi vond, dat ik aan de kunstacademie studeerde en precies met deze thema’s bezig was. Maar dat deed ik allemaal niet. Ze was duidelijk verzonken in haar analyse en hield het bij die ene enthousiaste vingerwijzing. Na een tijdje met haar te hebben meegestaard groette ik haar en vervolgde mijn tocht opnieuw alleen door het museum. Sindsdien kijk ik toch anders naar de kubistische schilderijen van Picasso. Ik zie de lagen bewegen. Maar ik voel ook de eenzaamheid en mijn toenmalige onvermogen om daar uit te breken.


Kunstwerk: Pablo Picasso, stilleven met gitaar, 1924

Gezien in het Stedelijk Museum Amsterdam, september 2000


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Standjes

We wandelden met een groepje piepjonge eerstejaarsstudenten van de Haagse kunstacademie door het Stedelijk Museum en we zagen dit knipperende kunstwerk van Bruce Nauman, getiteld ‘seven figures’. De neonfiguren lichtten ritmisch, om beurten aan. Beweging suggererend. We lachten als pubers, maar ook een beetje beschaamd.

Het groepje studenten waar ik veel tijd mee doorbracht, was eigenlijk veel te braaf voor een kunstacademie. De Koninklijke Academie in Den Haag, waar ik studeerde, stond bekend als een klassieke academie, met veel aandacht voor het ambacht van schilderen en tekenen. Het trok de wat bravere student aan. Helemaal niemand heeft dat jaar iets gemaakt dat ook maar raakte aan seks of pornografie. Maar we vonden zo’n kunstwerk toch wel erg interessant. Ik kocht er dus een kaartje van.


Kunstwerk: Bruce Nauman, seven figures, 1941

Gezien in het Stedelijk Museum Amsterdam, september 2000


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Horror

Het was geen vrolijke kost. Ik was op een overzichtstentoonstelling van het werk van Francis Bacon in het Gemeentemuseum (nu Kunstmuseum) Den Haag. We waren er met een groepje van de kunstacademie en we vergaapten ons aan de felgekleurde horror. Ik zag een schilderij van Van Gogh, zeulend met een loodzware schildersezel, een portret van een gekooide en verminkte paus Innocentius X en ik zag veel triptieken van schepsels onder het kruis, waaronder deze.

Hoewel ik er zelf wel van genoot, hadden mijn medestudenten het er een stuk moeilijker mee. Een van mijn beste vrienden uit de academieklas was uit zelfbescherming thuis gebleven. Hij was paragnost en zag dingen die normale mensen niet zien: geesten en energie. Hij was bang dat hij zoveel naargeestigheid niet zou trekken. Ook surrealistische schilderijen zoals die van Dalí bekeek hij met een andere intensiteit dan wij. Voor hem waren die geschilderde dromen écht.

Zelf maakte hij ook schilderijen: wat statische portretten met veel detail, geschilderd in zuurstokroze en appeltjesgroen. Het leek alsof hij schilderde om een houvast te hebben.

Laatst was ik weer in dat Kunstmuseum. Er is nog steeds een zaal met Bacon’s, aangevuld met een installatie van Bruce Nauman, waarin afgietsels van honden aan touwen rond hun nek worden rondgesleept in een carrousel. Het ziet er verschrikkelijk uit. Ik hoop dat die jongen die zaal overslaat.


Kunstwerk: Francis Bacon, Three Studies for Figures at the Base of a Crucifixion, 1944

Gezien in Gemeentemuseum (nu Kunstmuseum) Den Haag, februari 2001


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Toelating

Onze tekenmappen lagen op lange tafels in één van de mooiste zalen van het Haagse  kunstacademiegebouw. En wij -aspirant studenten- wachtten buiten in de hal op de toelatingscommissie, die ons één voor één naar binnen riep. Terwijl we daar zaten keken we naar de passerende ouderejaars kustacademiestudenten. Veel alternatieve types, met dreadlocks en slobberige truien. Wij groentjes zagen er nog een stuk gewoner uit.

We waren zichtbaar gespannen, omdat er ook soms huilende mensen naar buiten kwamen die net waren afgewezen, ondanks de imposante collecties schilderijen onder hun arm. Als dát niet genoeg is, wat moet de commissie dan wel denken van mijn mapje met tekenwerk? -Ik had een gedicht van Simon Vinkenoog verwerkt tot een paar klodderige schetsen in fluorkleuren. Mijn tekenleraar op school was er helemaal weg van. Ik had ook een schets gemaakt van het Colosseum in Rome, die hangt nu nog steeds in mijn woonkamer.

Pas tegen een uur of vier werd ik eindelijk opgeroepen. Het gesprek was kort. ‘We hoeven er niet veel over   praten, je bent met vlag en wimpel toegelaten’. De commissie had mijn werk al ingepakt en dus stond ik een minuut of vijf later weer buiten, met mijn tekenmap onder de arm. Ik was euforisch. Ik ben toen in mijn enthousiasme meteen naar het Gemeentemuseum (nu Kunstmuseum) gegaan. Ik kwam er vlak voor sluitingstijd aan en vroeg of ik nog even naar binnen mocht. En ik vertelde dat ik net was toegelaten tot de kunstacademie. De baliemedewerkster vierde het feestje met me mee en liet me gratis passeren. Ik liep direct naar mijn toen favoriete schilderij, dit ‘Evolutie’ van Piet Mondriaan. Het gaat over het loslaten van het aardse en het richten op het hogere.


Kunstwerk: Piet Mondriaan, Evolutie, 1910/11

Gezien in het Gemeentemuseum (nu Kunstmuseum) Den Haag, juli 1999


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Zeven vingers

Dit ‘Zelfportret met zeven vingers’ intrigeerde me onmiddellijk nadat ik het in september 2000, tijdens mijn jaar aan de kunstacademie voor het eerst in het Stedelijk zag hangen. Chagall speelt het klaar om op één schilderij zijn uitzicht op Parijs (met Eiffeltoren), de gedachte aan zijn geboortedorp in Oost Europa, een nieuw schilderij én zijn eigen beeltenis in één enkel kunstwerk te vangen.

Hij heeft op dit schilderij dus zeven vingers, die hij als een waaier over het schilderij lijkt te strijken. Zeven was voor Chagall een getal met symbolische betekenis: hij is is op de zevende dag van de zevende maand geboren. En zeven is het getal van volmaaktheid.

Toen ik studeerde aan de kunstacademie, was Chagall één van mijn voorbeelden. Niet qua stijl, want die vind ik veel te chaotisch, maar meer als persoon. Ik kom ook uit een religieus nest (zij het Christelijk in plaats van Joods) en ik verhuisde ook van mijn dorp in Zeeland naar de grote stad, om me helemaal te geven aan de kunsten. Ook ik heb erg veel heimwee gehad. Niet zozeer naar het dorp waar ik vandaan kwam, maar meer naar de staat van zijn in mijn thuisdorp, toen ik nog relatief veilig scholier was. Want daar zat ik dan opeens op mijn kamertje in de hoerenwijk van een grote stad. Ik schilderde avond aan avond. Soms wel twee schilderijen per dag. Het waren ook allemaal droombeelden.

Ik ben uiteindelijk geen kunstenaar geworden. En als ik er zo op terugkijk vind ik de gelijkenis tussen Chagall en mij echt helemaal mank gaan. Het moet zo veel heftiger zijn geweest om in het Parijs van 1912 te leven als Russische migrant. Of om Joods te zijn in Oost Europa en de onvrede en uitsluiting voelen opkomen in het het Oost Europa van rond de eeuwwisseling. En dan dat talent te hebben, terwijl de Chassidische traditie waar je bij hoort alle vormen van moderniteit en  specifiek het maken van beelden afwijst. Je moet die zeven vingers durven te schilderen, weten dat je goed bezig bent, dat perfectie bij je hoort, om te overleven.. Ik had gewoon niet die zeven vingers.


Kunstwerk: Marc Chagall, Zelfportret met zeven vingers, 1912/13

Gezien in het Stedelijk Museum Amsterdam, september 2000


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.