Bling Bling

Nog niet zo lang geleden heb ik gespijbeld van mijn werk en ben ik op een middag dat ik toevallig geen afspraken had en weinig deadlines naar het Rijksmuseum gegaan. Het was tussen de eerste en tweede coronagolf in. Er waren helemaal geen buitenlandse toeristen op het museumplein, er was geen wachtrij bij de entree, het museum was uitgestorven.

Natuurlijk bezocht ik ook de eregalerij met alle Vermeers, Steens en Rembrandts. En daar zag ik dit dubbelportret, van Marten en Oopjen. Het duo is nog niet zo lang geleden gezamenlijke aangekocht door de Nederlandse en Franse staat. Het hangt nu dus even in het Rijksmuseum, maar straks gaat het ook naar het Louvre.

Het was bijzonder om met relatief weinig mensen om me heen, oog in oog te staan met deze schilderijen. Ze overvielen me een beetje. De portretten waren niet alleen veel groter dan ik dacht, maar ze waren vooral verbluffend mooi geschilderd. De zwarte kleding is met zóveel finesse en materiaalexpressie geschilderd dat het -oh cliché- net echt lijkt. Kijk maar naar de glans op de plooien, naar de figuurtjes op de jurk van Oopjen of naar de dofheid van Marten’s hoed. En kijk naar het contrast daarmee van het verfijnde witte kant van de kragen en mouwen. Het was echt om te smullen.


Kunstwerken: Rembrandt Harmensz van Rijn, Portret van Marten Soolmans & Oopjen Coppit, 1634

Gezien in het Rijksmuseum Amsterdam, september 2020


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Jeruzalem

Mijn vriendin en ik zijn allebei grootgebracht in een vrolijk Christelijk nest en dus heeft de stad Jeruzalem voor ons een bijzondere status. Veel verhalen uit de Bijbel spelen zich immers hier af. Dus verwachtten we wel wat toen we de stad begin 2020 bezochten. Des te meer waren we teleurgesteld in wat we er aantroffen. Ja, het is een oude stad met ongetwijfeld veel tastbare geschiedenis, maar tegelijk was het er ongelofelijk toeristisch, zeer politiek beladen (en dito beveiligd) en vol met fundamentalistische, radicale gelovigen. We vonden er weinig van de naastenliefde, het omzien naar elkaar en het mededogen wat volgens ons de kern van elk geloof moet zijn. Dus waren we binnen het uur alweer uitgekeken. Wat te doen?

We togen naar het Israël Museum, één heuveltop verderop. Dit bleek een gouden greep. In het ruim opgezette gebouw, eigenlijk een verzameling paviljoens, troffen we de mooiste tentoonstellingen over Joodse gebruiken, over de Dode zee rollen en over het oude Jeruzalem. Maar écht bijzonder was de collectie kunst, die echt verrassend goed was. We zagen talloze liefdevol gemaakte kunstwerken die we kenden van boeken en prenten, maar die we nog nooit in het echt hadden gezien. Zoals dit even treffende als raadselachtige ‘Le château des Pyrénées’ van de Belgische schilder René Magritte.

Sinds dat bezoek aan Jeruzalem kijk ik anders naar dit schilderij. Ik zie in die zwevende kiezel met château het harde, kille, zwaarbeladen en ondoordringbare Jeruzalem van nu.


Kunstwerk: René Margitte, le château des pyrénées, 1959

Gezien in the Israël Museum, Jeruzalem, februari 2020


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Liefdevol

Dat gefilterde licht dat soms plotseling uit hoge ramen binnenvalt ken ik van de Laurenskerk, waar ik op zondagochtend vaak te vinden ben. Ik vind het een fijne plek om in de hectiek van het grote Rotterdam even stil te worden. En ik waardeer de liefdevolle manier waarop men een kerkgemeenschap vormt. Soms, tijdens zo’n kerkdienst schuift een wolk van voor de zon en valt het licht opeens binnen, als een extra accent bij een mooi lied of een overdenking. Dat is altijd magisch.


Kunstwerk: follower of Rembrandt, A man seated reading at a table in a lofty room

Gezien in the National Gallery, Londen, juli 2001


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Bruiloft

Het leuke aan al die bruiloften die ik de afgelopen 20 jaar meemaakte, is dat ze gedurende de tijd van karakter veranderden. Het begon zo rond mijn twintigste toen de eerste leeftijdsgenoten trouwden. Die deden dat volgens het Christelijke gebruik om direct vanuit huis te trouwen. Dat waren vaak low budget feesten, waar familieleden zelf achter de barbecue stonden en een tante de vissoep verzorgde. Er werden gedichten voorgedragen en er werd gebeden en gezongen. Nog voor middennacht was het al voorbij.

Vervolgens kwam een golf bruiloften waarvan ik de doldwaze vrijgezellenfeesten nog beter herinner dan de bruiloften zelf. Dat was in de tijd dat we allemaal werkten en zo’n vrijgezellenfeest een welkome tijdelijke terugkeer was naar de zorgeloosheid van de studententijd. Ik kan me dat ene vrijgezellenfeest nog herinneren op  een vissersboot. Eén van de gasten stopte er -opgejut door de rest-  een handvol wormen in zijn mond. Vervolgens verklaarde hij plechtig dat we over 10 jaar niks meer van de dag zouden herinneren, behalve dat hij die hap met wormen had genomen. Waarvan akte.

Gaandeweg ontstond een overtreffende trap. Bruiloften werden steeds grootser en we dienden er steeds verder voor te reizen. Van Zuid-Limburg naar België, tot uiteindelijk bruiloftsweekends helemaal in Toscane, waar we met z’n allen het vliegtuig voor dienden te pakken.  Dat waren evenwel onvergetelijke ervaringen.

Mijn vriendin en ik hebben al die bruiloften met veel plezier meegevierd. Maar zelf zijn we nog steeds niet getrouwd. Dat komt alleen omdat mijn vriendin het niet leuk vind om zo nadrukkelijk in de aandacht te staan. (Dat wil trouwens niet zeggen dat wij ons niet getrouwd voelen.) Wie weet kan ik haar ooit nog eens overtuigen en organiseren we alsnog een feestje zoals op dit ‘Bruiloft te Kana’ van Véronèse. Als er op onze bruiloft iemand is die water in wijn kan veranderen, gaat niemand dat ooit vergeten.


Kunstwerk: Paolo Caliari, dit ‘Véronèse, Les Noces de Cana, 1562-1563

Gezien in musée du Louvre, Parijs, mei 2000


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Klauwen

Op een stralende voorjaardag vloog er een vogeltje tegen de grote glazen pui van onze woonkamer. Het beestje had zich waarschijnlijk door de spiegeling vergist in wat binnen en buiten is. Sowieso hebben vogeltjes geen weet van glas, denk ik.

Het vogeltje maakte een doffe klap en de kinderen renden naar het raam om het te bekijken. Ze vonden het zielig. Maar gelukkig bewoog het nog. Dus stapte mijn vriendin naar buiten om het te verzorgen. Daar kreeg ze de kans niet toe, want plots sprong ook kater Karel van onze buren ten tonele.

Normaal zit het beest met de ogen strak gericht op de deurknop te wachten tot mijn zoon het een plakje kaas geeft. Maar nu stortte het zich met beide klauwen op het vogeltje en begon het uit elkaar te trekken. Onze kinderen slaakten een gil. Mijn dochtertje zette het op een huilen. Mijn vriendin snelde al roepend naar hem toe.

Maar het was te laat. Met de vogel in zijn bek sprintte het naar de buren. We hoorden aan de andere kant van het hek nog wat gepiep en gefladder en toen werd het stil. De rest van de dag waren we in een stuk minder stralend humeur en die kat heeft een hele tijd geen kaas meer gekregen.


Kunstwerk: Pablo Picasso, Chat saissant un oiseau (1939)

Gezien in Musée Picasso Paris, december 2002


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Apocalyps van Angers

Met evenveel enthousiasme bestudeerden mijn toen zevenjarige zoontje en ik de serie 14e eeuwse wandtapijten die we vonden in een schaars verlichte kelder van het Chateau ‘d Angers in Frankrijk. Op de tapijten was de apocalyps uitgebeeld, zoals beschreven in het laatste bijbelboek. Het is geen vrolijke kost: engelen met bazuinen kondigen het einde der tijden aan, zevenkoppige draken en duivels brengen chaos en wanorde en engelen scheiden de rechtvaardigen van de slechten. En helemaal op het eind van de serie creëert God het Nieuwe Jeruzalem.

Maar waarom vond mijn zoontje die tapijten nou zo mooi? -Alle dramatische poppetjes, rare draken, duivels en engelen leken zo op de figuren op zijn Pokemon kaarten. Het fantasy genre lijkt van alle tijden.


Kunstwerk: (anoniem), tenture de l’Apocalypse, La Jérusalem nouvelle

Gezien in Château d’Angers, augustus 2020


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Onwetendheid

Een goede vriend nodigde me uit voor een avond over de waarheid achter de val van het WTC in New York. Hij was actief binnen een organisatie die de officiële lezing van deze ramp, namelijk dat de torens instortten omdat er twee door moslimextremisten gekaapte vliegtuigen invlogen, betwijfelt. Tijdens de avond zouden we alternatief bewijs te zien krijgen. En het pleidooi horen om het onderzoek naar de toedracht te heropenen. Die vriend was echt een intellectueel en had ik hoog zitten, dus nam ik zijn uitnodiging aan en toog naar de bijeenkomst.

Wat is aantrof zal ik niet snel vergeten. In een zaaltje met ongeveer 50 mensen, vertelde een bevlogen Amerikaan een verhaal dat zó sterk was, dat je er naderhand geen andere conclusie kon trekken dat de toren niet zijn ingestort vanwege de inslag van de vliegtuigen.

Hij bouwde het zorgvuldig op, eerst vertelde hij over de andere complexen van het WTC die zonder vliegtuiginslag óók waren ingestort, vervolgens vertelde hij over hoe slopers torens gecontroleerd laten instorten met explosieven in het gebouw. Ten slotte vertelde hij dat de beelden en de getuigenverklaringen van de instorting van de Twin Towers daar verdacht veel op lijken. Tussendoor vroeg hij zijn publiek door middel van handopsteken aan te geven of ze hem geloofden of niet. En zo niet, mocht men meteen vertellen waarom dan niet.

Ik had wel meteen door dat hier een fantastische demagoog aan het werk was. De manier waarop hij zijn verhaal opbouwde, met gelikte filmpjes en animaties, en de manier waarop hij ons publiekelijk dwong om vóór of tegen zijn verhaal te zijn, waren doorzichtige trucjes. Maar tegelijk frustreerde het me dat ik zijn theorie niet met een simpele vraag onderuit kon halen. De man in de jaren dat hij dit verhaal had verteld al alle paadjes uitgelopen, hij had overal een antwoord op. De kennisongelijkheid tussen de verteller en ik als onnozele luisteraar, was simpelweg te groot.

Ik vond het een erg ongemakkelijke avond waar ik me voor het eerst bewust werd van hoe weinig ik weet en hoeveel ik op anderen moet vertrouwen om de wereld min of meer te snappen, maar ik niet weet op wie. Vroeger volgde ik mijn ouders, de dominee in de kerk of de leraren van de middelbare school. Maar wat moest ik nu met types als deze Amerikaan? Ik besefte me dat ik als leek helemaal niks weet en ik nooit meer zomaar iets van een ander moet aannemen. Ik ben inmiddels een stuk kritischer.


Kunstwerk: Jakob de Jonge, ‘As I see the towers fall’

Gezien op de afstudeerexpositie van de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten, Den Haag.


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Stad

Eén van de dingen die ik het meeste waardeer aan Nederland, is onze pragmatische planningstraditie. Het is een vaak verteld verhaal, maar daarom niet minder waar: wij bestaan omdat we konden en móesten samenwerken om het water buiten te houden. En juist omdat we dat water wisten te controleren werden we rijk van de handel, want nergens was het zo goed aanleggen als bijvoorbeeld in Zutphen, Veere en uiteindelijk in dit Amsterdam.

Het is die ‘can do’ mentaliteit die mij inspireerde om Bouwkunde te gaan studeren en een rol te spelen in het vormgeven van onze steden. Ik ben gek op het principe ‘stad’, dus het geheel van gebouwen, straten, pleinen, parken en waterlopen. Het is de onderlegger voor oneindig veel leven, patronen en systemen, dat ons leven gedurende de tijd steeds beter heeft gemaakt.

Inmiddels werk ik als volkshuisvester aan de stad van dit schilderij, Amsterdam. Omdat die stad inmiddels zó populair is, wordt wonen steeds minder betaalbaar. Alleen voor de happy few met veel vermogen, een hoog inkomen of goede connecties. Daarom zet mijn corporatie (Rochdale) zich er man en macht voor in dat óók mensen met een laag inkomen in de stad kunnen wonen. Wij geloven dat juist de mix van rijk en arm de steden tot een succesvolle plaatsen maakt. Je hebt elkaars kunde, energie, vermogen en creativiteit nodig. Juist ook die van mensen met weinig geld.

Wij hebben trouwens op een enkele uitzondering na helemaal geen bezit in deze dure grachtengordel en omgeving. Integendeel: wij zijn groot in de buitenwijken van Nieuw-West, Zuidoost en Noord. Maar dat wordt inmiddels de 20ste eeuwse grachtengordel genoemd. Klinkt niet slecht.


Kunstwerk: Gerrit Adriaensz. Berckheyde, ‘Gezicht op de Gouden Bocht Herengracht vanuit het oosten, 1671-72.

Gezien in Amsterdam (Rijksmuseum), september 2020


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Idylle

Het dichtste dat ik bij Paul Gauguins Tahitiaanse idylle kwam, was tijdens een vakantie op het Kaapverdische eiland Santo Antao. Alleen de reis was al exotisch. Met het vliegtuig landden we op het piepkleine vliegveld van buureiland Sao Vincente en maakten vervolgens een overtocht per veerboot naar Santo Antao. We werden opgewacht door een horde taxichaffeurs die ons met hun pickup trucks naar ons hostel wilden brengen. Dat hostel was in een klein dorp aan zee. We keken uit over een klein riviertje en terwijl we insliepen hoorden we het geruis van de branding. Het was er behoorlijk idyllisch.

Tijdens wandelingen over het eiland zagen we tafereeltjes als deze. Het was er groen, zonovergoten en warm. We zagen felle kleuren, exotische bloemen, magere zwerfhonden en jonge vrouwen in de schaduw van bomen. Velen bleken al wat tanden te missen. We zagen ook veel armoede.

We zijn ook een paar keer lelijk tegen de grenzen van een fijne vakantie aangelopen. Zo maakten we een dag een wandeling naar de top van een vulkaankrater. Mijn vriendin was tegen het einde zo moe dat ik haar moest helpen lopen. Ondertussen kreeg enorme blaren op mijn hielen van mijn nieuwe speciaal aangeschafte wandelschoenen. Maar die krater, met de ruïne van een verlaten dorp, was adembenemend.

Maar het meest benarde moment was toen we een lift hadden gekregen van een jongen, die ons tegen betaling van een dorpje aan de andere kant van het eiland naar ons hostel bracht. Voor we het dorpje verlieten maakte hij met ons op de achterbank nog een extra ronde door de winkelstraat, waar het leek alsof hij het door ons betaalde geld meteen uitgaf.

Vervolgens racete hij met meer dan 100 op de teller in het halfduister over de kasseien. Hij toeterde voor elke smalle tunnel  en scherpe bocht, we zagen hertjes en allerlei andere dieren wegspringen voor zijn schijnwerpers. In dorpjes stoven we tussen spelende kinderen door. Het leek hem weinig te deren. Wat was ik blij toen ik nog trillend op mijn benen inmiddels in het pikdonker naast die auto stond.


Kunstwerk: Paul Gauguin, Arearea (Joyeusetés), 1892

Gezien in Parijs, Musée d’Orsay, juli 2014


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Molen

Op mijn racefiets ben al vaak langs tafereeltjes als deze gereden. Dit is Midden-Delfland, waar ik zo goed als direct naast woon. Vroeger reed ik er met mijn collega’s van het architectenbureau waar ik werkte. Het waren allemaal buitenlanders en ze stapten geregeld af om even een foto te maken.

Ik heb zelf ook wel iets met molens. De directe koppeling tussen windkracht en productie heeft iets magisch. Die wieken die met zoveel snelheid en kracht draaien. Het ambachtelijke houtwerk binnenin. Ik was ooit in een zaagmolen in het Friese IJlst, waar de zaagbladen waarmee dikke boomstammen werden verzaagd langzamer en sneller bewogen, afhankelijk van de wind. Fantastisch.


Kunstwerk: Johannes Henrik Weissenbruch, Landschap met molens bij Schiedam, 1873

Gezien in museum Boymans Van Beuningen, Rotterdam december 2009


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Tuin

Toen wij vijf jaar geleden ons huis kochten, kregen we er ook een tuin bij die voor de vorige eigenaren te groot was om goed te onderhouden. Het huis was omgeven door een soort oerwoud. Er waren perken vol rododendrons die metershoog waren opgeschoten, er was een bamboestruik die was uitgegroeid tot gigantische proporties en er was een beukenboom die veel te dicht tegen het huis was geplant en nu met zijn wortels op de fundering rustte. We moesten dus nogal wat snoeien en kappen om de tuin überhaupt begaanbaar te maken.

Maar de tuin had ook een paar pareltjes. Bijvoorbeeld een gigantische, winterharde bananenboom, met zijn grote bladeren, en die nu al jaren op rij kleine (niet eetbare) banaantjes geeft. En daarnaast een paar prachtige bomen, waaronder een grote es en een hoge berk. Maar de mooiste boom is de grote tulpenboom die direct naast onze woonkamer groeit. Elk voorjaar trakteert hij ons op een explosie van kleur, vergelijkbaar met deze appelboom van Charley Toorop.

Die boom moet ik elk voorjaar ook goed in de gaten houden, want zodra er knoppen in beginnen te komen, willen mijn ouders er graag takken vanaf zagen om thuis in een vaas te zetten. Op zich gun ik ze die takken wel, maar ze hebben de neiging om alleen de makkelijke takken onderaan te zagen. Onze boom heeft er een tijdje bijgestaan als een acaciaboom in de Giraffeweide van Blijdorp: kaalgeplukt tot daar waar de mens / giraffe kan reiken. Maar sinds ik elk voorjaar de lange ladder uit de schuur haal, gaat het een stuk beter.


Kunstwerk: Charley Toorop, Oude bloeiende appelboom (1949)

Gezien in Museum Kröller-Müller, september 2020


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Staren

Vergeet even dat dit een matador is die direct na het stierengevecht is gefotografeerd. Want dat vechten met stieren is achtelijk en zou strafbaar moeten worden. Wat dit portret door fotograaf Rieneke Dijkstra bijzonder maakt is die stare, dus de lege blik in de ogen, die je alleen op bijzondere momenten van diepe fysieke, of soms emotionele uitputting ziet.

Toen ik studeerde woonde ik aan de finishlijn van de Marathon van Eindhoven. Ik kon de hardlopers vanuit het raam van mijn kamer zien binnenstrompelen. Ik stapte eens naar buiten om de totale uitputting van de gefinishten te bekijken. De meeste hardlopers strompelden wat rond, sommige hingen over de hekken. Ze hadden witte zoutuitslag op het gezicht. Er gingen ook mensen out. Het wekte bij mij zowel afkeer als aantrekkingskracht op. Hoe zou het toch voelen wanneer je zo diep gaat?

Inmiddels weet ik het. Ik liep al twee halve en twee hele marathons. Het was keer op keer een unieke ervaring, waarin met het verstrijken van de kilometers verder los komt van de werkelijkheid. Je richt je op de tred van je benen, de landing en afzet van je voeten. Tegelijk voel je de steeds sterker wordende pijntjes in de kuiten. Je denkt voortdurend aan je energieniveau en het aantal nog te lopen kilometers. Het is een soort geestelijke fuik waarin je steeds minder ziet en steeds meer voelt. Helemaal op het einde van de fuik ervaar je eigenlijk helemaal niets. Dat is best een fijn gevoel.

Tegenwoordig maakt de organisatie ook filmpjes van hoe marathonlopers over de streep komen, die je vervolgens thuis kan afspelen. Ik heb erg moeten lachen toen ik mijn finishrondje in het Olympisch Stadion van Amsterdam bekeek. Ik blijk ook een enorme strompelaar. Wat is het eigenlijk een belachelijke sport.


Kunstwerk: Rieneke Dijkstra, Stierenvechters, vlla Franca, Portugal (1994)

Gezien in het Groninger Museum, mei 2003


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Primaire kleuren

Ik woon in een huis met dezelfde kleuren  als deze ‘Victory Boogie Woogie’ van Piet Mondriaan. Het stamt ongeveer uit dezelfde tijd en het is ontworpen door de architect Herman Haan. Het is zo’n typische moderne woning in Rietveld-stijl: blokvormig, witgepleisterd en één gevel helemaal van glas, waarvan de kozijnen geschilderd zijn in lichtgrijs, rood, geel en blauw. Die glasgevel lijkt vanwege de vlakverdeling en kleuren daadwerkelijk op een Mondriaan.

Het was geen uitgemaakte zaak dat we in dit huis gingen wonen. Het staat nèt iets te ver van het centrum van Rotterdam, het was aanvankelijk veel te duur en er waren nogal wat gebreken. Maar de advertentie van het huis bleef maar op Funda staan en we zagen de prijs langzaam zakken. We gingen toch maar eens kijken. En we waren meteen verkocht.

Van Mondriaan staat bekend dat hij die boogiewoogie ook in vierkante patronen danste. En van het bekendste huis van Rietveld wordt verteld dat de bewoners (mevrouw Schröder met haar kinderen) hun leefpatroon nogal radicaal moest aanpassen aan de nukken van het huis. Al dat glas en schuifwandjes maakte het tochtig en gehorig.

Ik denk dat ook ons huis ons dagelijkse leven stuurt. Zo had ik nergens zo veel contact met de tuin als in dit huis. Ik zie elk vogeltje voorbij wippen, elke bloem zich openen en ik heb meteen door wanneer het weer omslaat. En ook het wit en die frisse, primaire kleuren geven het huis een lichte, opgeruimde sfeer die ik in andere huizen niet voelde.


Kunstwerk: Piet Mondriaan, Victory Boogie Woogie, 1942-1944

Gezien in Gemeentemuseum (nu Kunstmuseum) Den Haag, juli 1999


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

In zichzelf

Misschien wel het meest magische moment van kinderen krijgen is direct na de geboorte, wanneer ze nog helemaal in hun eigen wereld lijken te leven. Ze kijken zonder te zien, ze maken sierlijke, ogenschijnlijk doelloze bewegingen met hun handen. Ze lijken alleen in zichzelf te bestaan. Het lijkt me een heerlijk moment. Ik heb me vaak afgevraagd wat er toch omgaat in zo’n pasgeboren hoofdje.

Dit ‘enfant au soleil’ van de Italiaanse beeldhouwer Medardo Rosso zag ik eerst op een tentoonstelling in het Boymans en later nog eens in het Kröller Müller. Het doet me aan die geïnternaliseerde staat van baby’s denken. Het beeldje is zacht en fijn, je zou het willen aaien. Maar tegelijk wil je de serene rust ook niet verstoren.

Inmiddels zijn mijn kinderen zich helemaal bewust van hun omgeving en kunnen ze zich prima uiten. Ook heel bijzonder. Maar soms verlang ik wel eens terug naar dat moment dat ze er lijfelijk wel zijn, maar met hun geest nog ergens diep onder het oppervlak verscholen.


Kunstwerk: Medardo Rosso, Enfant au soleil, 1891-1892

Gezien in museum Kröller-Müller, Hoge Veluwe, september 2020


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Huilbaby’s

Zo kalm als op dit schilderij van Berthe Morisot is, was het bij ons nooit. Integendeel, onze baby’s huilden zich wekenlang helemaal schor, vooral wanneer ze in de wieg lagen.

Bij de eerste waren we helemaal in paniek. De zwangerschap en bevalling waren goed gegaan, de baby dronk aan de borst, maar begon steeds meer te huilen. Dag en nacht hield hij ons wakker. Gek werden we van de spanning. We bezochten osteopaten, probeerden speciale hypoallergene melk, we experimenteerden met slaapritmes, dwangbuis-achtige slaapzakken en met speciale houdingen.

Het dieptepunt was een bezoek aan een cranio-sacraal therapeute, een alternatieve genezeres die de baby allerlei energieblokkades toedichtte en met een speciale behandeling de geboorte nogmaals nabootste. Daarbij duwde ze op allerlei plekken, zodat organen op de juiste plek terecht zouden komen. Maar ook na zijn wedergeboorte huilde onze baby als vanouds.

Toen we er op een avond echt helemaal doorheen zaten, bezochten we de huisartsenpost in het Sint Franciscus. De dokter van dienst vertelde dat de baby gezond was en dat huilen erbij hoort. ‘Wat kan ik nog meer voor je doen?’ sloot hij af. Vijf minuten later stonden we weer buiten.

Ook de tweede en derde bleken huilbaby’s. Bij de tweede hadden we niet de tijd om ons druk te maken om het gehuil, want we zaten midden in een verhuizing. Maar daar had de baby geen boodschap aan. Ze huilde haar eerste twaalf weken vol. Tijdens de nachtelijke rondwandeling leerden we de nieuwe buurt goed kennen.

Bij de derde -ten slotte- hebben we ons maar overgegeven aan de situatie. We kochten een draagzak, verdeelden de dag in blokken en hebben hem om beurten rondgedragen. Alleen rechtop, tegen je aangeklemd, werd hij rustig en sliep hij in. In de mooie wieg die we voor hem gekocht hadden, heeft hij nooit gelegen.


Kunstwerk: Berthe Morisot, Le berceau, 1872

Gezien in het Musée d’Orsay, Parijs, mei 2000


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Onafscheidelijk

Mijn vader is al meer dan 45 jaar onafscheidelijk van mijn moeder. Je kan het aantal nachten dat ze tijdens hun huwelijk niet bij elkaar sliepen op één hand tellen. Het kostte me dus flink wat overredingskracht en doorzettingsvermogen om hem voor dat ene weekend alleen mee te krijgen naar Parijs. Maar uiteindelijk lukte het, een beetje aangespoord door mijn moeder. Op een bewolkte vrijdagmiddag stapten we in Rotterdam op de TGV die ons een paar uur later afzette op Gare du Nord.

Toen we in de trein onze plannen voor het weekend maakten, merkte ik dat mijn vader eigenlijk helemaal geen mening had over het programma. Hij wilde alleen wat rondlopen met mij en het maakte niet zoveel uit waarheen. Alleen Père Lachaise wilde hij wel eens zien.

Ook viel me op dat hij al in de trein naar Parijs begon met berichtjes te sturen naar mijn moeder, wat hij gedurende de rest van de dag bleef doen: bij aankomst in Parijs, bij aankomst in het hotel, voor het slapengaan. Alles werd live gedeeld.

De zaterdag en zondag maakten we lange tochten door de stad. We zagen highlights als het Monmartre, de Eiffeltoren (vanaf Trocadero), de Arc de Triomphe, de Norte Dame en we maakten een lange wandeling over Père Lachaise. Maar we bezochten ook minder bekende bestemmingen zoals een obscure villa van Le Corbusier en het nagebouwde atelier van beeldhouwer Brancusi.

Dat atelier van Brancusi was bijzonder. Naast zijn beroemde geabstraheerde beelden van vogels, planten en bustes/falussen, waren er meerdere versies van dit beroemde ‘De Kus’. De twee geliefden zijn zo onafscheidelijk van elkaar dat ze feitelijk één blok vormen.

Toen ik de beelden bekeken had, vond ik mijn vader op een stoeltje naast de ingang, met zijn telefoon in zijn hand. Hij wachtte rustig tot ik klaar was met Brancusi en checkte de berichtjes van mijn moeder. Opeens besefte ik dat hij eigenlijk de helft is van ‘De Kus’ en dat ik hem met een beitel van zijn wederhelft had gescheiden.

Na dat weekend ben ik nooit meer alleen met hem weggeweest. Wel met mijn moeder erbij. Sommige mensen kunnen nu eenmaal niet zonder elkaar.


Kunstwerk: Constantin Brancusi, Le Baiser (1907-1908)

Gezien in Museum Boymans-Van Beuningen, Rotterdam, maart 2014


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.